Jacques Dehue
Łukasz Koterba: Deelnemers van de vertaalwedstrijd moesten dit jaar een fragment uit “Donker, bijna nacht” (“Ciemno, prawie noc”) van Joanna Bator vertalen. Met welke woorden, uitdrukkingen of fragmenten uit dat boek had jij het meest moeite?
Jacques Dehue: Ik zou zeggen dat de taal van Ciemno, prawie noc in het algemeen niet moeilijk is voor een vertaler. De auteur formuleert overwegend helder en maakt ook geen ellenlange constructies die je de Nederlandse lezer beter in aparte zinnen opgedeeld kunt aanbieden. Ook het aantal specifiek Poolse begrippen en situaties die geen Nederlands equivalent hebben, viel mee. Ik heb dus niet heel vaak mijn toevlucht hoeven zoeken tot omschrijvingen (waardoor formuleringen langer worden) en voetnoten heb ik gelukkig helemaal weten te vermijden.
In het te vertalen fragment zaten wel twee, drie passages die behoorlijk lastig waren. De eerste is de spraakwaterval van de taxichauffeur waar de hoofdpersoon Alicja slechts met een half oor naar luistert om vervolgens helemaal af te haken. Die monoloog krijg je in het Nederlands lang niet zo fraai ongrammaticaal geformuleerd als de woordbrij waar het origineel in uitmondt. De tweede is Alicja’s droom, wanneer zij voor het eerst sinds jaren weer in haar ouderlijk huis in Wałbrzych overnacht. Joanna Bator geeft hier op heel knappe wijze de vage en vloeiende belevingen in deze nachtmerrie weer in een taal waarin regels en betekenissen ook vloeiend zijn geworden. Prachtig, maar een hele uitdaging om daarmee iets te doen in een vertaling, temeer omdat de Polen aan wie ik om raad heb gevraagd bij de duiding van de droomtekst er stuk voor stuk andere betekenissen in lazen. En dan was er nog het door Ewa verzonnen bezwerende gebedje: ‘matka boska kura nioska co ma skrzydła dwa…’, waarin het aanhouden van het metrum belangrijker is dan zorgen voor een nauwgezette inhoudelijke vertaling.
Problematische begrippen waren er toch ook nog wel een paar: Voor mrówkowiec (een kolossaal, langgerekt flatgebouw) kon ik geen goede oplossing in één woord vinden, want het gaat niet om een torenflat of woontoren. Bij de supportersleuzen Górnik chuje / Górnik pany, heb ik gekozen voor fuck Górnik en Górnik rules, omdat zulke graffititeksten in Nederland meestal Engelstalig zijn. Het risico is echter dat de lezer kan denken dat het om oorspronkelijk Engelstalige graffiti gaat en dat is weer niet de bedoeling. Fabryka kalkomanii was ook een lastige. Het begrip decalcomanie bestaat in het Nederlands, het is correct en nauwkeurig, maar niet erg gangbaar. Bovendien krijg je dan decalcomanieplaatjesfabriek. Niet fraai. Afweekplaatjes en plakplaatjes kan natuurlijk ook, maar die begrippen hebben ook weer hun nadelen. Het blijft in zulke gevallen vaak schipperen.
“Donker, bijna nacht” van Joanna Bator
Hoe heb jij zo goed Pools geleerd en waar komt jouw interesse in Polen en Poolse literatuur vandaan?
In 1989 deed voor het eerst een Poolse ploeg mee aan de Batavierenrace, een studentenestafette tussen Nijmegen en Enschede. Ik heb een aantal dagen met de Poolse deelnemers opgetrokken en daar vloeiden enkele vriendschappen uit voort
en mijn nieuwsgierigheid naar het land de taal en cultuur van mijn nieuwe vrienden. Hun taal intrigeerde me en ik was verbaasd dat ik als talenstudent met toch enige kennis van een aantal Germaanse en Romaanse talen geen woord van dat Pools verstond. Zou ik ook een Slavische taal kunnen leren? De PNKV verzorgde taalcursussen in Nijmegen en daar ben ik begonnen de Poolse taal te leren. Ik woon intussen 20 jaar in Polen, ben getrouwd met een Poolse en het Pools is voor mij de taal van werk en dagelijkse omgang.
Joanna Bator tijdens Writers Unlimited 2016
Heb jij behalve dit fragment ook andere literaire teksten uit het Pools in het Nederlands vertaald? Wil jij vaker literaire teksten vertalen?
Mijn eerste bescheiden bijdragen op het gebied van literair vertalen bestonden uit raad en advies aan mijn toenmalige echtgenote Alicja Oczko, die medio jaren 90 begon met vertalingen uit het Nederlands in het Pools (o.a. het Dagboek van Anne Frank en werk van Moses Isegawa). Later werd ik door Greet Pauwelijn gevraagd om delen van haar vertaling van Krajewski’s Koniec Świata w Breslau (Nederlandse titel: De Kalendermoordenaar) te verifiëren. Zij was degene die mij overtuigde om het zelf ook te proberen en via haar ben ik aan de opdracht voor Witkowski’s Lubiewo gekomen, wat uiteindelijk een duo-vertaling werd samen met Rita Martinowski-Depestel. Van Michał Witkowski heb ik vervolgens ook nog Margot vertaald en dat is mijn eerste (en tot nu toe enige) geheel zelfstandige literaire vertaling. Margot is bij uitgeverij Van Gennep lang op de plank blijven liggen, maar onlangs kreeg ik bericht dat ze het dit jaar gaan uitbrengen. En ja, op dit moment zou ik graag weer iets uit de Poolse literatuur in het Nederlands vertalen.
In Nederland verschijnen niet zo veel vertalingen van de Poolse literatuur. Welk Pools boek zou volgens jou zeker in het Nederlands vertaald moeten worden? En waarom?
Ciemno prawie noc van Bator natuurlijk! Het mag niet bij de passage van de vertaalwedstrijd blijven. Prachtig, een duister maar ook weer heel ontroerend boek dat je in één adem wilt uitlezen.
Afgezien daarvan zou ik heel graag willen dat Gottland van Mariusz Szczygieł in Nederland uitgegeven werd. Dit briljant geschreven boek over Tsjecho-Slowakije en zijn inwoners oogstte internationaal jubelende kritieken, maar is aan Nederland voorbijgegaan. Volgens mij zou het een eye-opener zijn voor Nederlanders die het land alleen maar kennen van een wintersportvakantie of een stedentrip naar Praag. Szczygieł heeft een journalistieke aanpak in de trant van Kapuściński en vermijdt droge feiten. Daardoor heeft het boek vaart en heeft het mij geen moment verveeld. De in rapportagestijl geschreven hoofdstukken gunnen je als lezer een heel directe blik in de aangrijpende en vaak absurde lotgevallen van de bewoners en het land zelf over een periode van grofweg eind 19e tot begin 21e eeuw. Dat Szczygieł Tsjecho-Slowakije met Poolse ogen beziet, en zich regelmatig openlijk verbaast, is volgens mij alleen een pluspunt, want zo realiseer je je dat de bewoners van de staten in Midden-Europa onderling veel meer verschillen dan Nederlanders vaak denken.