Poolse literatuur

Website opgericht en beheerd door Stichting Literatura

“De zondag die op woensdag viel” (fragment) – Mariusz Szczygieł

608136-352x500

Wij bedanken hartelijk Mariusz Szczygieł, Wydawnictwo Czarne en de vertalers (Ola Meurisse, Michiel Van de Gucht, Cynthia Van Muylder en Kris Van Heuckelom) voor de toestemming voor de publicatie van deze tekst op poolseliteratuur.nl!

 

1994: De zondag die op woensdag viel

Mariusz Szczygieł

 

“Keer op keer begint het plotseling. Ik trek mijn slechtste kleren aan, sluit de deur van mijn appartement en wandel naar de hoek van de Nowowiejska- en de Jednościstraat. Daar wacht ik op tram acht. Die komt aan, ik stap in en ga in het midden van de wagon staan. Op mijn kraag draag ik een kaartje zoals dat van hiv-patiënten. Maar ik ga anders te werk dan zij: ik stap niet met rillend lijf op de passagiers af en vraag al zeker geen tweeduizend złoty. Mijn stijl is lichtelijk anders. Ik sta dus in het midden van die wagon en begin te proclameren, alsof ik een speech geef: ‘Dames en heren, mijn tragedie is begonnen op 31 december 1993.’ De mensen kijken op, dus spreek ik nog luider: ‘Die tragedie van mij is aan de gang sinds de dag dat ik van mijn fabriek, Elwro, 41 miljoen złoty heb gekregen.’ En ik haal die miljoenen uit mijn tas tevoorschijn. De mensen beginnen te lachen. Zo luid dat de tram een eerste keer stopt. ‘Ik geef jullie alles terug’, huil ik , waarna ik met het geld begin te gooien. ‘Toe, pak aan die miljoenen, maar laat mij op zijn minst terugkeren naar de fabriek.’

Er is één ding dat ik niet kan vatten. De slechtste kleren die ik aantrek op weg naar tram acht, die heb ik zelf helemaal niet in huis. Heb ik ze misschien ergens geleend dan? Hoe dan ook, zowat heel dit verhaal heb ik al drie keer gedroomd.”

 

Grażyna Ozimek in vereffening

Twee zaken uit de droom van handarbeidster Grażyna Ozimek behoeven een woordje uitleg. Elwro, dat is een computerfabriek in Wroclaw. En 41 miljoen złoty komt overeen met 25 maandlonen. Die kreeg ze cash uitbetaald omdat ze op eigen verzoek Elwro wilde verlaten.

Elwro, dat het hele communistische kamp van computers voorzag, sloot 1992 af met een verlies van meer dan 180 miljard złoty. In september van vorig jaar heeft het Duitse concern Siemens, een van ‘s werelds grootste telecomfabrikanten, de failliete fabriek opgekocht. De Duitsers waren ingegaan op de Poolse voorwaarden: van de meer dan duizend arbeiders zouden ze er hoogstens driehonderd ontslaan, de overige zevenhonderd zouden nog anderhalf jaar mogen blijven. Twee maanden later stelden ze echter vast dat ze niet meer dan 200 mensen nodig hadden. Er volgde dus een aankondiging: iedereen die een verzoek tot “vrijwillig ontslag” indient, krijgt daarvoor in ruil 25 maandlonen van Siemens.

Vijfhonderd mensen namen meteen ontslag. Het geld, tussen 40 en 100 miljoen złoty, kregen ze op oudjaar.

Grażyna moest wel vertrekken.

“De druk was niet te harden,” vertelt ze. “De bazen maakten ons bang: gaan jullie niet vrijwillig weg, dan laten die Duitsers jullie het allerslechtste werk doen, de ingenieurs zullen het grasveld mogen gaan harken. Nemen jullie geen ontslag, dan wachten de Duitsers na drie of vier maanden niet langer op een overeenkomst met de Poolse regering en sturen ze iedereen de laan uit. Dan komt er van die 25 maandlonen niets meer in huis. Grijp nu jullie kans, die Duitsers zijn tot alles in staat, je kunt ze niet vertrouwen. En zo heb ik dan vrijwillig mijn ontslag ingediend,” biecht Grażyna Ozimek op.

Twee maanden later. Grażyna Ozimek heeft zich als werkloze geregistreerd. Al in de hal stelt ze zich als volgt voor: “Ik ben een mens in vereffening.”

Haar leven bestond de negentien voorbije jaren uit: huis – halte – Elwro – huis – halte – Elwro… Pas over vijf jaar kan ze op pensioen, ze is op zoek naar werk, maar ze zegt dat ze in de nieuwe werkelijkheid niet eens weet hoe ze haar mond moet opentrekken.

Vindt ze geen werk, dan moet ze het de rest van haar leven met 41 miljoen złoty stellen.

“Daarom,” zegt ze, en ze wijst naar haar steuntrekkende echtgenoot en naar de kamer van hun achttienjarige zoon, “zijn wij ertoe voorbestemd in vereffening te gaan.”

 

Alina Maciąg zou wel kunnen slaan

Er is iemand die Alina Maciąg (ook een arbeidster) op zijn smoel zou willen slaan. “Dat heeft u goed gehoord: op zijn smoel.”

In de portefeuille van Jacek, haar man, zit een krantenknipsel uit de Gazeta Wyborcza. Daarin staat dat Alina Maciąg zich immoreel gedragen heeft. Het knipsel is een lezersbrief:

“Jullie schreven dat arbeiders van Elwro die vrijwillig weggaan, 25 maandlonen krijgen. Die mensen zeggen dat ze een werkloosheidsuitkering zullen aanvragen. Immoreel is dat: twee jaarlonen in ontvangst nemen en daarna nog gebruik maken van een sowieso al miezerig fondsje voor uitkeringen.”

Het maandloon van Alina Maciąg: een half miljoen; 25 keer dat bedrag en je hebt 37,5 miljoen złoty. Na belastingen blijven er nog 30 over. Wat doe je daarmee?

Het echtpaar Maciąg (hij is al een jaar ziek en werkloos) heeft zich in eerste instantie vier doelen gesteld. Joasia, hun dochtertje van tien, heeft ze met blauwe viltstift op een stukje papier geschreven:

“VERPLICHTE DOELEN:

  1. Achterstallige huur: 9 800 000 złoty.
  2. Huur voor volgend jaar: 14 200 000 złoty.
  3. Schoenen voor iedereen: 2 400 000 złoty.
  4. Een wollen jas voor Tomek: 1 100 000 złoty.

Totaal: 27 500 000 złoty.”

“We moesten wel,” zegt Alina. Ze denkt niet dat ze over een jaar allebei fatsoenlijk werk gevonden zullen hebben. Daarom hebben ze de huur alvast op voorhand betaald – in de krant hadden ze over uitzettingen gelezen. “En een wollen jas was Tomeks grootste wens,” zegt Jacek nog. “Het moest ook gewoon: zijn vorige winterjas is tot op de draad versleten en te klein geworden. En wollen jassen zijn in de mode nu. Zo voelt die jongen zich toch één keer niet achterop.”

Tweeëneenhalf miljoen złoty hielden ze over.

Alina windt zich op. “En dan durft die lezer van de krant te beweren dat wij, met twee kinderen, geen moreel recht hebben op een werkloosheidsuitkering? Waar moeten wij anders van leven? Dat die maar eens probeert om het twee jaar lang te trekken met 30 miljoen! M’n man heeft die lezersbrief bij een vriend gelezen en daar uitgeknipt. Toen ik het las, was ik er zo kapot van, dat ik niet wist wie ik moest bellen of waar ik heen moest. Als ik kon, zou ik voor de eerste keer in m’n leven iemand een mep verkopen.” Alina droogt haar ogen.

Tweeëneenhalf miljoen dus.

Naast de VERPLICHTE DOELEN heeft Joasia de LEUKE DOELEN op een rijtje gezet.

“Beeldt u zich eens in hoe het is om ons te zijn,” zegt Alina. “Na jarenlang gewerkt te hebben blijk je opeens niemand meer te zijn. ’t Is moeilijk om je in te beelden dat je voor de rest van je leven geen plezier meer zult hebben.”

“Het ging ook om de kinderen,” voegt Jacek er stilletjes aan toe, alsof hij zich ervoor schaamt dat het gezin zich aan pleziertjes overgeeft. “Af en toe moeten we op een of andere manier indruk maken op onze zoon. Laten zien dat we niet de zoveelste sukkels zijn. Daarom hebben we ons drie leuke doelen gesteld.”

“LEUKE DOELEN:

  1. McDonald’s.
  2. Echte pizzeria.
  3. Chinees restaurant.”

De eerste zondag van februari bezochten ze een McDonald’s, waar ze heel wat indrukken van over hebben gehouden: “Ik was verbaasd,” vertelt Jacek. “Zo veel volk! Allemaal jonge mensen. Op hun dienbladen hadden ze eten voor wel 80 000 of 90 000 złoty. Nou goed, ik wist dat veel mensen zich zoiets kunnen veroorloven, maar niet zó veel. Zijn enkel wij dan zo gebrekkig dat we geen geld kunnen verdienen?”

Alina, met een dromerige blik: “En iedereen blijft zo lang mogelijk in die McDonald’s zitten. Alsof ze het fijne moment zo lang mogelijk willen rekken,” zegt ze.

Jacek glimlacht. “Wat waren de kinderen trots op ons!”

En dan schiet het echtpaar een idee te binnen: nu meneer de reporter er toch is, is dat best wel reden “voor iets speciaals”, dus gaan we ’s avonds met z’n allen naar een “echte pizzeria”. Op woensdag gaan we echte pizza eten. Niet op de eerste zondag van maart, zoals we gepland hadden.

 

Ryszarda Karolak waakt tussen de puinhopen

Twee maanden nadat mensen “op eigen verzoek” ontslag begonnen te nemen, komt mevrouw Ryszarda Karolak (53 miljoen złoty) nog steeds naar Elwro, naar haar kamertje waar bijna niets meer in staat. Iedereen is weg, de meubels ook, maar zij blijft terugkomen.

“Komt u eens kijken, daar op de puinhopen van wat vroeger mijn kantoor was. Dan vertel ik u wat ik met het geld gedaan heb,” zegt ze geheimzinnig. We zien een lege gang met kamers. Op de vensterbank een verzameling waardeloze stempels die ze ooit gebruikte; stapels opbergmappen, foldertjes, papier en nietmachines. Op die schroothoop schenkt de rosharige mevrouw Rysia (een loopbaan van 30 jaar) koffie in.

“Ik ga u iets laten zien,” stelt ze voor. Ze wijst naar een stukje vuil vloertapijt. “Gevonden! Hier zie je nog een spoor van mijn bureau. Kijk, de poten staan er nog ingedrukt. En daar aan de muur hingen Julio Iglesias en een stukje Violetta Villas.”

Ryszarda Karolak zoekt een zakdoekje.

“Je moet je voorstellen”, vervolgt ze, “dat dit het enige spoor is van de dertig jaar dat ik hier gewerkt heb. Er is sowieso niets van mij overgebleven. De computers die Elwro al in ’88 produceerde, waren enkel nog goed om in een museum voor techniek te staan. Al dat werk van ons betekent vandaag nul komma nul. Jaren aan een stuk was ik dé ster van de fabriek. ‘Mevrouw Rysia Karolak’. ‘Oh, mevrouw Rysia,’ zei iedereen, ‘van mevrouw Rysia hangt enorm veel af…’ En dan hier ocharme vier pootafdrukken in het vloertapijt.”

We gaan op stap. Doorheen de raampjes van het kantoorgebouw kijken we naar Elwro. “De Duitsers zijn hier aan het slopen en daar ook.” Ze wijst en zegt: “Alles slopen ze. Van het oude Elwro hebben ze nog maar drie gebouwen nodig, de andere tien willen ze met de grond gelijkmaken. Heeft u enig idee hoeveel boeken ik uit de fabrieksbibliotheek mee heb genomen? Jezus… En kijk daar! Ze hebben alles afgebroken, zodat je nu het Grabiszyńskikerkhof kunt zien liggen. Janek Walczak was chauffeur bij Elwro en vond werk bij een ander bedrijf. Ooit reed hij in de buurt van het terrein van Elwro. Hij zag wat voor vernietiging de Duitsers aangericht hebben en sukkelt sindsdien met zijn bloeddruk. Zijn vrouw vertelde me: als hij dicht bij Elwro rijdt, dan moet hij per se een omweg maken, want hij kan niet naar de leegte kijken.”

En wat heeft mevrouw Rysia dan met die 25 maandlonen gedaan? Zichzelf een cadeautje gekocht misschien?

“Ik zag ergens een fabelachtig mooi jasje hangen. Parelwit. Net waar ik van droomde! Voor een miljoen vijfhonderdzestigduizend. Niet gekocht, want dat is te duur. Beslist te duur,” zegt mevrouw Rysia, die 53 miljoen złoty in haar bezit heeft.

“Een deel heb ik op een bankrekening gestort, voor de interesten. Een ander deel gebruik ik voor opleidingen. Ik denk dat ik nog wel werk vind. Dat gevoel heb ik toch. Weet je, ik was niet voor niets de ster van de fabriek.”

Stiekem kijkt mevrouw Rysia naar de lege gang. Nergens voor nodig, want sinds een week komt er op haar na niemand meer op deze verdieping. “Denkt u dat ik hier alleen maar om de restanten van mijn bureau kom treuren?” Haar stem wordt zachter. “Ik ben ondernemend ingesteld.” En met haar hand gebaart ze dat ik haar moet volgen. “Ze hebben alles weggehaald, maar in één kamertje hebben ze tussen alle rommel maar liefst drie telefoons laten staan. Die zijn ze vergeten, dus ik kom hier om te bellen. De portier houdt me niet tegen, als hij dat al zou durven. Hij weet goed dat ik het ben, mevrouw Ryszarda Karolak. En zo bel ik urenlang de hele wereld rond. Elwro heeft ons, trouwe honden, kapotgemaakt. Dus nu mag Elwro dokken.”

 

Anderen: de bank of de paus

Wilden ook nog vertellen over wat er met hun geld gebeurd is: een boekhoudster, een chauffeur, een dame van de afdeling bevoorrading, een mecanicien en een magazijnierster. Vooraleer ze vertellen hoe ze het kapitaal belegd hebben, slingeren ze met vulgaire verwensingen en beschuldigen ze de Elwrodirectie. “Ze hebben ons als hoertjes aan de Duitsers overgeleverd” en dergelijke.

DE BOEKHOUDSTER: 69 miljoen, heeft werk in een grote vennootschap. Ze heeft haar geld in een fonds en bij de bank belegd. En haar vijftienjarige dochter gaf ze de fotoalbums Poolse kastelen en De bergen van de wereld cadeau. Haar grootste droom.

DE CHAUFFEUR: 50 miljoen, werkloos. Voor vijf miljoen heeft hij een polonez bouwjaar 1980 overgekocht. Hij zat zelf in de schattingscommissie, zegt hij, en heeft uit fatsoen zichzelf die prijs opgelegd. Anderen hebben auto’s voor twee miljoen meegenomen. Eerst dacht hij een marktkraampje aan te schaffen. Hij vond er een goedkoop, voor iets meer dan veertigduizend. Maar de verkoper blies de deal af. Hij zei dat de concurrentie hem niet toeliet het kraampje aan een vreemde te verkopen. Iemand van de markt moet het overnemen; pompen of verzuipen, zo gaat het tegenwoordig op de markt. De chauffeur dacht: goh, als ik ’t koop, steken ze ’t misschien wel in de fik, daar ben ik te oud voor. Dus is-ie werkloos, hij kijkt voornamelijk naar Duitse tv, al spreekt hij de taal niet. “En da’s maar goed ook,” vat hij samen, “want zo kan ik naar het scherm kijken en me op m’n gedachten concentreren.”

DE MEVROUW VAN DE DIENST BEVOORRADING: verklapt niet hoeveel ze gekregen heeft; is werkloos, al werkt ze eigenlijk in het zwart bij de firma van haar man. Met haar dochter ging ze een week naar Rome en naar het carnaval van Venetië. Kostenplaatje: 6 miljoen. De rest staat op de gezinsspaarrekening. In Rome heeft ze een foto van de paus genomen vanop vier meter afstand. “Een geweldige ervaring was dat. Die foto is het enige goede gevolg van mijn vrijwillige uitzetting uit Elwro,” zegt ze, en ze haalt de kerkvorst tevoorschijn. “Misschien waren ’t geen vier meter, maar drie…”

DE MECANICIEN: 40 miljoen en werkloos. Zijn familiale situatie is lastig, het geld houden ze dus bij. Niets gekocht. Ze wonen in een kamertje van het fabriekshotel, in erbarmelijke omstandigheden. Het toilet delen ze met de hele verdieping. Toen hij bij Elwro ging werken, werd hem een appartement beloofd; voorlopig kon hij in het hotel blijven. Zijn moeders flat gaf hij dus aan zijn zus, en nu vraagt Siemens tweeëneenhalf miljoen per maand voor het kamertje. Zijn zus kan nergens heen met haar kinderen, man en schoonmoeder; het goedkoopste eenkamerflatje kost honderdzoveelduizend złoty, misschien kunnen ze ergens wel een stekje huren, maar wat gebeurt er daarna? Over drie jaar is ze veertig. Huilend zegt ze: “Ik had meteen kinderen moeten krijgen, maar dat stomme Elwro hield me tegen. Ik wilde thuis bevallen…” Drie keer herhalen ze: “Wat nu gedaan?” Ik doe de mecanicien een suggestie en zeg hem een advertentie te plaatsen: “Ik wil 20 miljoen złoty investeren in een eerlijk en veilig project en verwacht na vier à vijf maanden rendement”. “Het is misschien de moeite waard om wat te experimenteren,” opper ik, maar zij zijn ervan overtuigd dat ik hen voor de gek houd.

DE MAGAZIJNIERSTER: 45 miljoen, ze heeft de jackpot gewonnen: dankzij een zoekertje heeft ze hetzelfde werk gevonden als bij Elwro. Ze zegt wel dat ze “in gedachten nog steeds in de kamers van vroeger zit”. Voor zichzelf heeft ze een bontjas gekocht “als aandenken aan Elwro”, voor haar zoon een satellietantenne, en de rest is naar de bank gegaan. We gaan naar een café, en dat vindt zij geweldig omdat zoiets haar nooit overkomt. “Een mens zou al eens graag naar de bioscoop gaan,” zegt ze, “maar nu vind ik dat geldverspilling.”

 

De Maciągs bij Tom Cruise

Met de Maciags vinken we het tweede “leuke doel” af: op naar een echte pizzeria. (Een “echte”, want in ’96 hebben ze eens pizza op een wafel gegeten in een pizzeria. Een grote ontgoocheling was dat.)

We gaan Amerikaanse pizza eten bij Pan Smak aan de Piłsudskilaan.

Boven ons hangen portretten: boven Alina Tom Cruise, boven Jacek de acteur die stierf na een gruwelijk gevecht tegen aids, maar we kunnen niet op zijn naam komen. Iedereen bestelt een pizza Tina, want daar liggen gerookte kip, pinda’s en Californische zonnebloempitten op. Enkel Jacek, het gezinshoofd, bestelt de duurste pizza – Rockefeller – voor 136 000.

Als de ronde lekkernijen op tafel komen, is de geur van de krokante gerookte kip zo overweldigend dat we onze ogen sluiten en de geur even inademen.

Jacek (groene trui met V-hals met daaronder een sneeuwwit gesteven hemd) kijkt stiekem naar zijn kinderen en lacht. “Je zou het zelfs zo kunnen noteren: De Maciągs hebben zondag gehouden, op woensdagavond 2 maart 1994.”

We blijven doorbomen over Elwro en de pizza Tina.

Alina Maciąg: “Ik ben redelijk snel om ‘vrijwillig ontslag’ gaan vragen. Mijn collega’s talmden wat. Als we het hard spelen, dachten ze, moeten ze ons wel houden.”

Jacek Maciąg: “Die beslissing namen ze haar kwalijk. De sfeer werd al snel ondraaglijk. Uiteindelijk belandde iedereen in een psychose van heb ik jou daar. Zelfs de vakbonden steunden de Duitsers, niet de werknemers. Iedereen wilde snelle miljoenen.”

Joasia Maciąg: “Wat een bedrog! Op mijn Tina liggen gewone zonnebloempitten, zoals die bij oma in de tuin. Ik dacht dat de Californische pitten gigantisch zouden zijn.”

Tomek Maciąg: “Papaaaaa, mag ik misschien nog een cola? Toe, om te delen.”

Alina Maciąg: “Mooi, die wollen jas.”

En zo brachten we onze zondag door in een echte pizzeria. Twee uur zijn we er blijven zitten. En dan op naar de halte. Het is woensdag.

 

Sommige personages hebben andere voor- en achternamen gekregen.

In samenwerking met Rafał Jurkowlaniec.

 

Mariusz Szczygieł, Niedziela, która zdarzyła się w środę, Wołowiec: Czarne, 2011, p. 9-19.

Vertaald door Ola Meurisse, Michiel Van de Gucht, Cynthia Van Muylder en Kris Van Heuckelom

 

Plaats een reactie

Deze site gebruikt Akismet om spam te bestrijden. Ontdek hoe de data van je reactie verwerkt wordt.