“Lolo” is een kort verhaal van Sławomir Mrożek, een beroemde Poolse schrijver, toneelschrijver en cartoonist.
Wij bedanken PNKV hartelijk voor de toesteming voor de publicatie van deze tekst op poolseliteratuur.nl!
LOLO
SŁAWOMIR MROŻEK
VERTALING: F. SONNEVELDT, B.T.BORYSOWICZ & M. v.d. BERG
“Ach, die Lolo. Wat kan hij goed op de toetsen drukken. Dat wil zeggen de juiste toetsen, want alleen maar drukken kan zelfs ik. Maar daar worden wij hier niet gehouden, Lolo en ik, om zomaar te drukken. Als het slechts daarom ging, dan zouden wij ons daarover helemaal niet druk hoeven te maken, dat wil zeggen, als er alleen maar juiste toetsen of alleen maar verkeerde toetsen waren.
Maar het idee van die man met de baard berust er juist op ( en waarschijnlijk is het hem er slechts om te doen om mij te vernederen en Lolo op te hemelen), dat er twee soorten toetsen zijn. Toetsen, die je moet indrukken, en toetsen, die je niet moet indrukken. Wat vervelender is, is dat zij onderling op geen enkel punt verschillen. Dat wil zeggen ze zijn niet verschillend, totdat je ze indrukt. Pas dan springt het verschil in het oog, ach, maar al te duidelijk. Wanneer je namelijk de juiste toets indrukt (dat wil zeggen, als Lolo drukt, want mij lukt dat nooit), gaat het klepje open en vliegt er een stukje spek naar buiten, dat wordt opgegeten door de drukker (dat wil zeggen Lolo). Als daarentegen de verkeerde toets wordt ingedrukt (die ik altijd indruk, hoewel ik altijd een andere wil indrukken) – dan gaat er niets open.
Hoe komt dat? Waarom lukt het mij nooit de juiste toets in te drukken? (En het lukt hem altijd ?)
De man met de baard, die dit alles heeft uitgedacht, heeft ons de drukvrijheid gelaten, aan mij dus de keus. Bovendien schijnt die man van mij te verwachten, ja zelfs te eisen, dat ik de juiste toets indruk. Hoe moet ik je uitleggen, dat ik niet druk zoals het moet en Lolo wel ?. Slechts door het feit, dat Lolo het kan en ik niet. Dat wil zeggen, dat ik stommer ben dan Lolo.
Om niet van de honger om te komen, moet ik mijzelf op een andere manier redden. En wel als volgt:
Lolo heeft zojuist gedrukt en ik heb gedrukt met de hiervoor beschreven tegengestelde gevolgen. Lolo houdt een stukje lekker ruikend spek in zijn voorpootjes vast (voor mij ruikt dat spek nog lekkerder dan voor hem, omdat ik honger heb en hij niet), ik heb lege pootjes en mijn maag knort. Hij begint nog niet te eten ( want hij zit propvol, het beest), ik zou graag beginnen, maar ik heb niets om mee te beginnen. Het spekje bevindt zich in de pootjes van Lolo.
Dus zeg ik: “Weet je Lolo, ik bewonder je. Jij bent zo wijs, zo intelligent, dat dat stukje dom verstand dat ik bezit nauwelijks voldoende is om dat te bevatten en te waarderen. Als ik ook maar een greintje verstand heb, dan is dat waarschijnlijk enkel en allen om jou te bewonderen”.
“Hm, hm …” , mompelt Lolo. “ Hoe zeg je, dat ik ben?” Het loopt gesmeerd, denk ik, en ik herhaal:
“Je bent wijs, intelligent, briljant , werkelijk buitengewoon”.
“Buitengewoon, zeg je? , herhaalt Lolo in verrukking en trekt daar een gezicht bij alsof hij het heerlijkste spekje op de wereld heeft gegeten. “Buitengewoon?”
“Natuurlijk. Neem mij nou bijvoorbeeld. Ik kan niets, omdat ik dom ben, beperkt en bot. Jij daarentegen bent geniaal”. “Hm, pak het dan maar” , zegt Lolo en hij geeft mij het stukje spek (hij kan zich dat veroorloven, want hij weet dat, als hij weer drukt, er opnieuw een volgend stukje spek naar buiten vliegt). En hij voegt er met minachting aan toe: “Stik er niet in” .
Die opmerking is op zijn plaats. Ik ben zo uitgehongerd, dat ik mij inderdaad te gulzig op het spekje stort. Maar ik kan mij niet inhouden ondanks de minachting van Lolo.
Mijn gulzigheid doet hem overigens genoegen.
“Oh, ja, jij … bent groot … machtig … mniam-mniam, leker- leker… bijzonder … mlask – mlask … fantastisch … “
Het is moeilijk om te eten en tegelijkertijd iemand toe te spreken, maar ik weet, dat ik moet praten, als ik Lolo tevreden wil stellen. Je moet nu eenmaal leven. Hoewel, als iemand mij zou vragen: waarom moet dat dan?” – dan zou ik op die vraag geen antwoord weten.
Lolo discussieert graag over algemene onderwerpen. Hij doet dat met genoegen en onbezorgd, want hij zit altijd propvol. Ik denk alleen aan eten, maar ik kan hem niet weigeren, als hij zin heeft om over abstracties te babbelen. Zijn goed recht. Meestal converseren wij s`avonds, wanneer het laboratorium al gesloten is, da toetsen niet werken en niemand ons observeert.
Dan begint Lolo: “Mijn missie is om te bewijzen, dat wij in staat zijn om de macht over de wereld over te nemen. Rat – dat klinkt trots. Ik ben buitengewoon intelligent, maar dat zegt nog niets. Naarmate ik mijn intelligentie benut, ontwikkel en verdiep, kom ik tot prestaties waarvan wij nooit hadden kunnen dromen “.
“Maar Lolo “, tracht ik hem schuchter tegen te werpen, “voorlopig zitten we nog in een kooi opgesloten”.
Hij negeert mijn opmerkingen. “Mijn voortreffelijkheid bewijst, dat wij een uitzonderlijk ras zijn. Mijn roeping is de evolutie, die mij aan het hoofd van onze soort zal plaatsen en onze soort aan het hoofd van alle andere soorten. Wij moeten die opgave volbrengen”. “Jou lukt dat zeer beslist. Maar mij niet”. “Maak je geen zorgen. Tenslotte ben je ook een rat, al ben je dan dom. Je behoort tot hetzelfde ras als ik”.
Lolo`s fantasie slaat op hol. Hij praat over uitvindingen die hij gaat doen, hoewel hij ze natuurlijk nog niet in detail bespreekt, want hij weet nog niet hoe ze zullen worden. Maar hij beschikt over intuïtie, visie en inspiratie. Hij vertrouwt mij bijvoorbeeld het volgende toe:
“Ik heb al een ingeving. Wij zullen iets uitvinden … zoiets … “ . Omdat hij het niet onder woorden kan brengen, tekent hij een cirkel met zijn pootjes in de lucht.
“Heb je soms het wiel in gedachten?”
“Ja, ja, het wiel!”, zegt hij verheugd. “De uitvinding van het wiel zal ons de weg wijzen naar nieuwe uitvindingen”.
“Vanzelfsprekend”, geef ik onoprecht toe. “Wij zullen heersen over de kosmos. Een spekje”.
“Wat?” “Niets, niets, ik liet mij iets ontvallen”.
En zo babbelen we met elkaar. Al een tijdje word ik gekweld door onrust. Niet de onrust over het spekje, die ik maar al te goed ken. Het is iets anders. Ik zeg tegen Lolo: “Ik kan het niet beschrijven, ik ben maar een eenvoudige, domme rat. Maar ik hoor een stem die tegen mij zegt: “Knaag je kooi door, klim over de muur. Spring in het water”.
“Wat een onzin”, lacht Lolo, “stoppen met de experimenten? Kangen? En waarom het water in?” “Ik weet het niet. Het is een geheimzinnige stem die zich niet verwaardigt zich voor te stellen. Ik weet niet waar hij vandaan komt. Ik weet alleen, dat hij bevelend klinkt”.
“Dan moet je er des te minder aandacht aan schenken. Praat niet met onbekenden. Druk”.
En Lolo drukt, krijgt een spekje en eet. Ik heb geen zin om te drukken. En niet alleen omdat het mij hoe dan ook niets oplevert. De stem verstomt niet, blijft herhalen, geeft mij geen rust. Die stem zegt me, dat deze kooi, deze ruimte, waarin de kooi zich bevindt en dat, waarin deze ruimte zich bevindt, in gevaar zijn. Dat je dat alles moet verlaten, dat je moet zorgen, dat je buiten bereik van dat alles bent en dat je moet vluchten. Ik weet niet waarheen, maar je moet vluchten, vluchten, vluchten …
Ik droom over een oceaan; Lolo en ik, trappend met onze pootjes, zwemmen in die oceaan en verwijderen ons van het gevaar. Maar hij wil nergens van horen. “Welke oceaan, waarom een oceaan, ben je gek geworden? Juist op de oceaan is het gevaarlijk”. “Ja, maar daar hebben we nog een kans. En hier …”
“Wat hier?” “Hier gaan wij dood”.
“Misschien jij wel, maar ik niet”, zegt hij gekwetst, “ik met mijn intelligentie”.
Hij heeft gelijk. Hij redt zich hier met zijn intelligentie uitstekend. En wat zou hij doen op de oceaan? Daar zijn toetsen noch drukmogelijkheden, weg zijn prestige. Hier blijft hij in leven en ik daardoor ook.
“Waarom ben ik dan nog steeds ongerust?” .
—
VERTALING: F. SONNEVELDT, B.T.BORYSOWICZ & M. v.d. BERG
BRON: Biuletyn PNKV
Meer over PNKV
Wij bedanken PNKV hartelijk voor de toesteming voor de publicatie van deze tekst op poolseliteratuur.nl!