Poolse literatuur

Website opgericht en beheerd door Stichting Literatura

Een schetsje uit de hongerjaren (Eliza Orzeszkowa)

obrazek_z_lat_glodowych-netpress_digital-ebook-cov

[MEER OVER ELIZA ORZESZKOWA]

Hoor eens aan prachtige dames en heren, ik ga u een heel kort verhaaltje vertellen. Hebben jullie ooit vanaf jullie schitterende hoogtes naar beneden gekeken, omlaag, diep in die sociale lagen, naar hen die daar in het donker, miserabel, van schoonheid ontdaan, werken onder moeilijke omstandigheden? Wisten jullie welke leed er dwars zat op deze diepe bodem, welke kwellingen de bakermat van die, voor jullie troebele, golf van levende mensen verscheuren?

Merkwaardig droevig waren de jaren 1854, ’55 en ’56. Honger, een verschrikkelijke honger met helse kwellingen verscheurde de ingewanden van de mensen; duizenden van degenen, aan wier de werkzaamheden het land het dagelijkse brood en niet alledaagse weelde te danken had, eindigden met de hongerdood. Een pijnlijke, zware, wanhopige kreet weerklonk uit de borstkassen van het volk: ‘Brood! Brood!‘ en weerkaatste in de lucht en weerklonk op de grond. De hemel stuurde hetere hittegolven in de zomer en stortregens in de lente, het graan stond onder water in de dalen, verdroogde op de heuvels; gelukkigere broers amuseerden zich vrolijk, terwijl het volk, op de laatste benen lopend, riep: ‘Brood! Brood!‘

In welk van de bovenstaande drie jaren, weet ik niet, in welke omgeving, kan ik niet zeggen, maar er stond een wit en mooi herenhuis. Het huis keek met grote en schone ramen op een of andere manier helder de wereld in, op de galerij groeiden windes en rondom groeide een gladde groene grasmat bezaaid met madeliefjes en lelietjes-van-dalen. Achter de poort lagen uitgestrekte velden en kleurige weiden, op tapijten lijkend. Door de weiden stroomde een smal riviertje, diep en snel; achter het riviertje drukte een dorpje, grijs en onaanzienlijk, zich tegen de met jeneverbesstruiken begroeide heuvel aan.

Orzeszkowa1867 Eliza Orzeszkowa, bron: Wikimedia.

Op een landgoed woonde een jonge en rijke heer; onlangs was hij getrouwd, naar men zegt, ergens in een grote stad. Hij was oké want hij deed mensen geen onrecht aan, hij sloeg niet en ging niet tekeer maar hij nam ook geen deel aan gesprekken en affaires. Want waarvoor zou dat dan nodig zijn als hij opzichters had? Overigens waarover zou hij met dat achtergebleven klootjesvolk moeten praten? Voortdurend las hij onophoudelijk boeken en wie raadt wat voor goeds hij daaruit opmaakte als hij daar geen broederliefde uit kon leren. Gasten reisden vaak aan, de heer liep vrolijk voor het huis, hij kuste heren, boog voor dames, hij nodigde uit in zijn ontvangstkamers en vaak kwamen tot diep in de nacht uit de wijde ramen van het witte huis geluiden van levendige gesprekken, vrolijk gelach en mooie muziek. Mevrouw had witte wangen als blaadjes van een lelie, een purperen mondje en grote zwarte ogen, haar handjes waren klein en zij had een koninklijke gestalte. Ook zij was oké want ze schold niet en deed niemand kwaad, maar boeren kon ze niet verdragen. Onaangenaam was voor haar de geur van de lange overjassen en de klank van de grove volkstaal.

In het dorp woonden dertig boerengezinnen en bij hen heerste… een verschrikkelijke, genadeloze honger. Een van de houten boerenhuisjes, waaruit het dorp bestond, lag wat afgelegen van de rest, omgeven door bomen, op een of andere manier helder en lieflijk hoewel laag en grijs. Het huisje was van Symon Harwar, ooit een rijke boer. In essentie was Symon ooit welgesteld, want hij bezat twee paarden, enkele ossen en graan had hij vaak voldoende voor het hele jaar, wat kun je je als boer nog meer wensen? Maar toen de magere jaren kwamen, bleek dat de rijkdom van Harwar niet onuitputtelijk was. Het ene paard werd verkocht en ook het andere, een os ging dood en het graan was niet toereikend voor brood. Harwar werkte, wodka dronk hij niet, maar zowel werk als ook soberheid hielp niet, de honger kwelde. In de herfst bakten ze in het huisje van Harwar brood van gerst, in de winter van kaf en in de lente was er ook geen kaf meer… ze gingen gras eten. Harwar huilde en veegde de tranen met de gescheurde mouw van de overjas weg. Hij ging naar het landgoed om brood te vragen en daar gaven ze hem een vier liter pot met rogge voor een week maar is dat niet te weinig voor een boer? Voor Harwar was het te weinig want hij had een vrouw en kinderen. Op zondag en dinsdag aten ze in het huisje broodballetjes van de rogge uit het landgoed en daarna kookten en aten ze weer gras. Harwar huilde want hij had een vrouw en kinderen.

Harwar had een viertal kinderen. De jongste sliep of schreeuwde in de wieg, gemaakt boven de sponde en hangend aan dikke touwen in de hoek van het huisje; de tweede kroop over de grond en zat het meest met de kat onder de bank; de derde, een melkmuil, droeg door de dag de jongere kinderen en gedurende de avonden werd gedommeld, ineengerold op de rond de kachel gemaakte houten bank; de vierde en oudste, een dochter, was 15 jaar. Hanka, de dochter van Harwar, was het mooiste meisje in het dorp. Groot en rank was zij alsof ze, al groeiend, een voorbeeld nam aan een berkje in een groepje bomen, haar ogen waren blauw als een vergeet-mij-nietje en ze keek op een of andere manier zo lief zonder iets te zeggen, dat men graag of niet van dat meisje moest houden.

Toen Harwar nog welgesteld was en ze in het huisje geen gras maar brood aten, kwam het wel voor dat als Hanka zich kleedde in een groen-rood keuslijfje, kralen om haar hals vastknoopte en in haar blonde haar een vuurrood smal bandje invlocht, dat de jongens uit het hele dorp nauwelijks hun ogen van haar af konden houden, hoewel ze nog te jong was om koppelaars, die tijdens beraad over de verloving onder het genot van wat borrels bemiddelden, naar haar toe te sturen.

En onder die jongens keek de achttienjarige Wasylek Chmara het meest melancholisch en hartstochtelijkst naar Hanka. Energie straalde van hem af, de klaarwakkere en ijverige boerenknecht. Zijn ogen keken goedmoedig en bedachtzaam, zijn blozende gezicht stroomde over van gezondheid en kracht. Hanka kende Wasylek al lang. Toen ze nog kinderen waren, hoedden ze samen kuddes. Later, toen ze moeder begon te helpen op de boerderij en naar de put liep om water te halen, was Wasylek daar altijd te vinden, hij nam het emmertje van haar over, putte water en droeg dat naar het huisje, zij liep naast hem en ze spraken met elkaar en lachten zo vrolijk en luid dat de buren vaak vanachter de houten omheiningen toekeken. Een sterke kracht, naar men zegt zowel in salons als ook in dorpen identiek, die men liefde noemt, trok wederkerig aan de twee natuur- en mensenkinderen nog in ongerepte en volle jeugd.

Eens toen er nog brood was in het huisje van Harwar en Hanka 14 jaar was, was een schaapje van Harwar afgedwaald en Hanka werd het huisje uitgestuurd om het te gaan zoeken. Het meisje liep lang over het veld en het zonnetje stond op het punt van ondergaan toen zij Wasylek trof. Ze gingen samen zoeken, ver van het dorp vonden ze het schaapje en, het langzaam voor hun uitdrijvend, keerden ze gaandeweg terug naar huis. De avond was stil en aangenaam, een van de laatste zomeravonden, een berkenbosje ruiste, ergens in de verte bliezen jongens op houten trompetten en zo was het op een of andere manier mooi en tegelijk droevig op Gods wereld.

‘Hanka´, zei Wasylek eindelijk, zijn hoofd opheffend en het meisje aankijkend, ‘ heeft iemand ooit een koppelaar naar jou gestuurd? ‘ Maar wie dan?‘ fluisterde Hanka blozend; ‘ Nee, niemand.’ “Maar als iemand nu een koppelaar stuurde? ‘, vroeg Wasylek, nu eens naar de grond kijkend, dan weer naar haar. ‘Nu, wat dan nog’, antwoordde zij, ‘ik zou moedertje vragen om daar niet op te reageren.’ ’Waarom zou je haar vragen daarop niet te reageren?’ Het meisje gaf geen antwoord en staarde alleen maar naar de grond. ‘Maar als ik een koppelaar naar jou zou sturen? ’, vroeg Wasylek opnieuw. ‘Maar wat zeg je nu, Wasylek?’ fluisterde het meisje, helemaal rood aanlopend. ‘Maar als ik er een zou sturen,’ drong de jongen aan, ‘zeg nu eens, zou je moedertje vragen om niet te reageren?‘ Ik zou haar vragen om wel te reageren’, zei Hanka en ze bedekte haar gezicht met haar handen.

378547-obrazek-z-lat-glodowych

Hanka en Wasylek hielden erg veel van elkaar. Hun ouders wisten ervan en keken blij naar de liefde tussen de kinderen maar ze hadden niets om de bruiloft te regelen; hun bruiloft werd dus naar betere tijden verplaatst. Maar de jongelui klaagden niet over het uitstel want het ging hen goed af om samen te werken en elkaar lief te hebben en te dromen… Dromen! Een vreemde uitdrukking als het over boeren gaat. Dromen boeren wel? Oh ja, zolang ze jong en nog niet vermoeid door een leven van zwaar zwoegen zijn en ze hun mens-zijn nog niet sussen met het drinken van wodka, in stromen uit de distilleerderij van de heer vloeiend, ja boeren dromen ook.

Hanka en Wasylek droomden dus over de toekomst. Op een feestdag, op de dorpel van het huisje zittend, spraken ze soms met elkaar over wanneer ze over niet al te lange tijd zouden trouwen, wanneer ze hun eigen huisje, helder en wit, zouden bezitten. Vader geeft Hanka een kalf, moeder vult een kist met prachtige rokken en witte hemden, met rood garen afgebiesd; Hanka richt haar eigen huisje vlijtig in, Wasylek zal ijverig gaan werken om haar inspanningen te verzachten, en nooit, maar dan ook nooit tijdens zijn leven zal hij de smaak van wodka ervaren; op de muren hangen ze vergulde schilderijtjes van heiligen; voor het huisje zaaien ze bloemperken met goudsbloemen en rode klaprozen en zij zullen elkaar veel, heel veel liefhebben, altijd en vurig; want waarom zouden ze elkaar niet liefhebben, wanneer het hun samen zo goed ging!

De jongelui droomden, de tijd verstreek, de dag liep ten einde en af en toe scheen de maan op hun blonde hoofden terwijl zij nog op de dorpel van het huisje zaten, zij hielden elkaars handen vast, keken in elkaars ogen en praatten zachtjes, hartelijk en eenvoudig. Ooit, rond het landhuis lopend, wees Wasylek naar het witte en heldere huis en zei tegen Hanka: ‘ Wat moet het daar prachtig zijn, Hanka.’ En zij antwoordde: ‘Als ik een grote dame zou zijn, dan zou ik met jou trouwen en zouden we in zo’n mooi huis wonen.’ ‘ We zullen het goed hebben in ons huisje als we maar gaan trouwen’, zei de jongen en zonder afgunst keken ze beiden naar het welvarende herenhuis.

De winter kwam, een hevige hongersnood bezocht het dorp; in de huisjes van Wasylek en Hanka was gebrek aan gerstebrood. De gezichten van de jongelui verbleekten snel, de ogen van de jongen werden hol en langzaam doofde het levendige blauw in de ogen van het meisje, want honger is een verschrikkelijke vernietiger: hij knaagt aan de borst, maakt het aangezicht donker en dooft de gloed in de ogen. Maar zij klaagden niet, ze werkten naar vermogen, alleen lachte Wasylek nog maar zelden en Hanka was gestopt met zingen, maar ze hielden steeds meer van elkaar.

De lente was in aantocht en er was geen uit kaf gemaakt brood meer. Van hun heer ontvingen ze een vier liter pot met rogge voor een week, maar het was moeilijk om zeven lange dagen te overleven op een pot rogge want in het huisje van Hanka leefden drie volwassenen en drie kinderen en bij Wasylek vijf volwassenen en twee kinderen. Het jongensgezicht werd steeds bleker, zijn ogen zakten steeds dieper in hun kassen en Hanka ’s ogen werden iedere dag doffer; haar lange en soepele gestalte boog voorover naar de grond, een uitdrukking van pijn omcirkelde haar mond. Maar de jongen was sterk, volhardend en hoewel bleek, met ingevallen wangen, werkte hij voortdurend op het landgoed en in huis en als hij bij zijn lief was, onderdrukte hij de bijtende hongerpijn en lachte naar het meisje. Hanka verzwakte zienderogen. Soms, als ze door het dorp liep, wankelde ze, werd het haar zwart voor de ogen en pijn kneep als een ijzeren ring haar borstkas samen.

Welnu, dat zijn de hoop en dromen van boeren! Twee mensen houden van elkaar, hebben hun verlangens en wachten op geluk, totdat de honger komt, die verstikt en de dood brengt. In die tijd waren de landheer en zijn vrouw erg druk bezig. In april zou hun jaarlijkse trouwdag met een groot tuinfeest gevierd gaan worden. In huis waren de salons al in orde gemaakt, een schitterende jurk uit verre landen werd naar mevrouw gestuurd. In tuin van het landgoed bloeiden geurende narcissen en de gazons waren bezaaid met viooltjes. De landheer, in afwachting van het tuinfeest, las, en mevrouw speelde, en geen boek noch muziekklank vertelde hen over de naburige armoe, over het lijden van Wasylek en Hanka, over hun wegkwijnende gezichten en hun stervende hoop. Zie eens wat een verschillende werelden.

Op een avond in april zat Hanka op de drempel van het huisje. Een straal van de ondergaande zon gaf haar haar een gouden gloed, het hoofd ondersteunde zij met haar magere handen terwijl haar bleke en uitgemergelde gezicht overstroomde van verdriet en knagend leed. Het zonnetje stond al erg laag toen vanachter het hek Wasylek aankwam, hij naderde langzaam en ging zwijgend naast haar zitten. Het meisje keek naar haar lief met een tranen doorlopen gezicht, hij leunde met zijn kin op zijn hand en zo zaten zij een ogenblik, zwijgend en naar elkaar kijkend. ‘Jij bent mijn schrandere valk, Wasylek,’ fluisterde ze. ‘Mijn duifje, mijn fee,’ fluisterde hij terug. En ze vielen stil en zaten zwijgend; ze hadden nog de kracht om van elkaar te houden maar de honger greep hen bij de keel en belette het spreken. De zon ging onder en mensen, terugkerend van het landgoed, waren te zien aan de andere kant van het dorp. Hanka stond op en ook Wasylek ging staan. Hij omhelsde haar nog lang; ze keken nog steeds zwijgend naar elkaar, tenslotte kusten ze elkaar lang… en vurig en de jongen liep met gebogen hoofd door het dorpje en Hanka die hem nagekeken had, ging het huisje in en bijna krachteloos viel ze neer op de bank.

Orzeszkowa1900 Eliza Orzeszkowa, bron: Wikimedia.

Op dat ogenblik maakten de landheer en zijn vrouw een ommetje over het brede en schone pad van de binnenplaats op het landgoed, tussen het erg groene gras en struiken met bloeiende narcissen. De vrouw, steunend op de arm van de man, sprak met hem over het komende tuinfeest, over haar wonderschone jurk, over de langverwachte reizen en over de spelen van de afgelopen winter en daarna vertelde hij over alles wat hij in boeken gelezen had en over wat hij ooit gezien had tijdens zijn reizen over de wereld. De zon ging onder en toen de dienstmeid aankondigde dat de thee geserveerd stond, gingen de landheer en zijn vrouw naar huis, dronken en aten bij het open raam steeds lachend en vertellend met elkaar. Daarna was tot laat in de nacht de klank van een piano te horen – mevrouw speelde en meneer, naast haar zittend, luisterde naar de melodie en kuste soms de witte hand en de paarsrode mond van zijn vrouw. Kijk: twee liefdes, twee stellen, twee werelden.

De volgende dag, na die aprilavond, gingen Hanka ’s ouders in de vroege ochtend naar hun herendienst. Het meisje stond wankelend op, spreidde het vuur uiteen in het huisje en ging meiganzenvoet verzamelen. Ze liep al wankelend het dorp door. Voor het huisje van Wasylek stopte ze, begroette de moeder van haar lief, kreeg een paar smakkerds op de wangen en liep verder. Wasylek zag ze niet omdat die was bezig met zijn herendienst. Het meisje liep, pannetjes dragend, het dorpje voorbij, over het veld, daarna over de weide nog steeds wankelend. Tenslotte bereikte ze het riviertje. Aan de andere kant van het water bewerkten de mensen het veld van de landheer; tussen hen in zag Hanka haar ouders.

Over het riviertje was een tamelijk brede balk gelegd als oversteekmogelijkheid maar die was wankel en boog door bij elke stap. Hanka stond op de balk en waggelde. Ze ging snel terug en ging op het gras zitten want de benen trilden onder haar. Harwar zag zijn dochter en begon haar te roepen. ‘Kom zelf maar hierheen het eten halen, want ik steek niet over die balk heen, ik zal in het water vallen,’ riep het meisje met zwakke stem. Harwar wilde naar zijn dochter gaan maar de opzichter schreeuwde naar de boer: ‘Wat moet dat daar met die meid. Aan het werk!’ En naar Hanka riep hij: ‘Steek meteen hier over! Ik zal je! Ik kan over de balk niet lopen! Wat een grote dame, kijk haar eens!’ En hij hief dreigend zijn geselroede.

Hanka stond met moeite op, pakte de pannetjes op en liep de balk op. Die keer wankelde ze niet bij de eerste stap maar na de derde begon het in haar hoofd te draaien. Ze stapte verder… de benen onder haar trilden en het werd haar zwart voor de ogen. Ze gilde en deed nog een stap. De opzichter riep van de andere kant van het riviertje: ‘En snel nu! Kijk, wat een juffertje! Ze loopt als op andermans benen!‘ Hij dacht er niet aan dat de honger de kracht uit de benen van het arme meisje had weggezogen. Op het stemgeluid van de opzichter richtte Hanka zich krachtig op, keek omlaag, liet haar pannetjes los, wilde verder gaan, wankelde, gilde nog eens en… viel in de rivier. Bij het water weerklonken twee wanhopige schreeuwen: van vader en moeder. Wasylek was daar niet want hij werkte elders op het land van zijn heer.

‘s Avonds die dag brandde in Harwar ’s huisje een intens vuur. Een rode gloed verlichtte met een flikkerend schijnsel de grijze en trieste kamer; tegenover het vuur op de bank lag Hanka levenloos, uit het water gehaald. Haar lang haar hing los, haar handen waren over haar borst gevouwen, een rood lint bond het dikke overhemd dat ze ooit van haar lief gekregen had. Bij haar zat haar moeder ineengekrompen op de grond. Ze had geen kracht meer om, volgens de dorpstraditie, luidkeels te klagen, ofschoon ze stilletjes huilde en haar tranen met de schort afveegde.

Aan de andere kant van het huisje zat Harwar op de bank, zijn handen had hij op zijn knieën gelegd, het hoofd had hij naar zijn borst gebogen en zijn stugge, verwarde haren bedekten zijn gezicht. Er kwam noch geklaag van zijn lippen, noch waren er tranen in de aan de grond genagelde ogen, maar alles, wat een machteloze, meest mistroostige wanhoop met zich meedraagt, kwam bijeen in de grimmige en zwijgende gestalte van de boer. Wasylek was er niet. Toen het bericht kwam van de verdrinking van Hanka, rende hij bleek en met waanzinnige ogen naar het dorp en toen hij het lijk van het meisje zag, greep hij zich bij zijn hoofd en verdween. Vergeefs werd hij gezocht; de dag ging voorbij en Wasylek was nergens te vinden.

Die avond waren er op het landgoed veel gasten. De heer vernam van zijn opzichter over het verdrinken van Hanka en dat droevig voorval besprak hij met het gezelschap, dat rond de gedekte en verlichte tafel bijeengekomen was. ‘Jammer voor het meisje, als ze mooi was,’ zei een of andere grappenmaker, strikt genomen om de aanwezigen te vermaken. ‘Mooi was ze, ’gaf de heer als antwoord, ‘verloofd, naar men zegt.’ ‘De gedachte aan een affaire,’ zuchtte een sentimentele dame, die in alles op aarde de zin van een affaire zocht. ‘Affaires bij boeren,’ riep een zwaarlijvige burger-veteraan met een weelderige snor verontwaardigd. ‘Wat zegt u nu! Is het echt waar dat zij elkaar beminnen?’ ‘Het is altijd jammer van een meisje, als ze mooi was,’ herhaalde de grapjas. ‘Messieurs, parlons autre chose!’ liet de vrouw des huizes met een grimas op haar mooie gezicht van zich horen. ‘ Het verdrinken van het meisje, dat is een te droevig onderwerp voor een gesprek, cela fait mai aux nerfs.’

Eliza_Orzeszkowa Eliza Orzeszkowa, bron: Wikimedia.

Over de arme Hanka, die met een blauw aangelopen gezicht en loshangend haar dood in het huisje van Harwar lag, over haar ouders en haar lief werd in de herensalons niet nagedacht. Enkele dagen later brachten boeren, terugkerend uit een stadje, naar het dorp waar Hanka stierf, op een brede weg onder een kruis gevonden, een opgezwollen en van honger omgekomen man. Dat was het stoffelijk overschot van Wasylek.

Kijk eens – dat zijn de liefde, de hoop en dromen van boeren. Twee mensenkinderen in het dorp hadden elkaar lief en droomden van een gelukkige toekomst – totdat de hongersnood kwam en het enige spoor dat overbleef van twee wezens vol gezondheid, kracht en hoop, waren twee graven op de dorpsbegraafplaats.

Een maand later verliet Harwar zijn huisje. Twee kinderen waren gestorven, de oudste dochter was aangenomen op het landgoed als herdersmeisje en Harwar met zijn vrouw, uitgemergeld en grijs geworden, pakten zich bijeen om de wijde wereld in te trekken. Toen gingen ze, het dorp uitlopend, voorbij aan de dorpsbegraafplaats, waar boven twee verse graven dennen ruisten, druppels van de gevallen regen afschuddend. Harwar en zijn vrouw keken naar de begraafplaats sloegen onbewust een kruis, maar ze gingen niet naar de graven van hun dochter en haar lief toe, tranen waren er niet meer in hun ingevallen en opgezwollen ogen. De honger had het gevoel in hun borst afgestompt en de tranen in hun ogen helemaal laten drogen. Ze gingen weg en verdwenen spoorloos.

Spoedig werd ook het landgoed verlaten. De heer met zijn dame gingen op reis ver, ver weg. De herfst en de winter verstreken. In de lente kwamen de heer en zijn dame opnieuw terug naar hun frisse landgoed bij het dorp. Gedurende de winter amuseerden zij zich vrolijk in een grote stad en toen ze weer teruggekeerd waren, lazen en speelden ze, vermaakten gasten en slenterden door de geurende tuin als weleer.

De mooi gevormde mond van Hanka en het oprechte hart van haar lief werden onder de grond aangevreten door wormen.

Dit is het einde van mijn verhaaltje, prachtige dames en heren! Vergeef mij als ik u verveeld heb met dit simpele verhaal. Maar ziet u, het woord slaagt er niet altijd in een warm gevoel uit te drukken en met de pen is het moeilijk speelse gedachtes op papier weer te geven. En het hart doet echter pijn bij de herinnering aan de kwellingen, die soms heersen tussen arme broeders en naast die donkere afschilderingen van armoede en tegenspoed voor inzicht staan de glanzende figuren van de gelukkigen op een bruiloft.

vertaald door Tadek Czerniawski

bron: Biuletyn PNKV

MEER OVER ELIZA ORZESZKOWA

Meer over PNKV

Wij bedanken PNKV hartelijk voor de toesteming voor de publicatie van deze tekst op poolseliteratuur.nl!

Advertentie

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s

Deze site gebruikt Akismet om spam te bestrijden. Ontdek hoe de data van je reactie verwerkt wordt.

%d bloggers liken dit: